Hoe zou het zijn om anno nu de Atlantische Oceaan over te zeilen? Of uberhaupt in Nederland op te stappen en te leven op zee, gaan waar de wind je maar brengt. Zeker in deze tijd is er een toegenomen belangstelling voor duurzaam reizen. Nieuwe ervaringen opdoen in het buitenland is van alle tijden. De laatste decennia is dat rezien een kwestie van tijd en geld geworden en zijn bijna alle uithoeken van onze planeet een of twee vluchten verwijderd van de plek van waar je deze column nu leest.
Als bestuurslid van MoWIC en afgestudeerd maritiem historicus, speelde ik al enkele jaren met het idee om ooit een stuk te zeilen op de zee. Het idee kreeg echt vorm toen ik op een chocoladereep-wikkel las over de Tres Hombres. Tijdens mijn studie bestudeerden we uiteraard Zeegang van de onlangs overleden emiritus hoogleraar Zeegeschiedenis Jaap Bruijn, maar hoe zou ik het echt ervaren, de zeeziekte, het navigeren met oude en nieuwe techniek, uberhaupt dagen aan een op zee verblijven, wat zou dat doen met de dynamiek aan boord, tussen passagiers en bemanning?
Op zaterdag 19 november, 2022, vertrok De Morgenster, vanuit de Leuvehaven, onder begeleiding van een shantykoor, chocolademelk en een toespraak van initiatiefnemer, Karel de Boer, van FairFerry, facilitator van duurzame intercontentinale reizen. Familie en vrienden nemen een kijkje aan boord, en dan gaan de trossen los. De tweemaster zal via stops in Lissabon, de Canarische Eilanden en de Kaapverdische Eilanden de oversteek maken naar Cayenne, om vervolgens via Parimaribo, Grenada, Martinique en Sint Maarten terug te keren in Rotterdam aanstaande maart.
De Morgenster, gezien vanaf de boegspriet
Ik ging slechts de eerste etappe mee, aangezien het mijn eerste keer zeilen zou zijn, op een aantal middagen op Friese Skutsjes na. De eerste etappe, langs de Nederlandse, Belgische, Franse en/of Engelse kust is uiteraard een beduchte. Honderden schepen zijn hier op zandbanken gelopen of in oorlog, of door kapers tot zinken gebracht. Relatief ondiep wordt ieder schip een speelbal van de elementen. Een prachtige vuurdoop dus.
Na de veilgheidsinstructie schreef ik me in voor de wacht van 00.00 – 04.00 uur en dus ook van 12.00 – 16.00 uur. Deze hondenwacht bevreemde me altijd het meest tijdens het lezen van scheepsjournalen en ervaringen, zoals Two Years Before the Mast van Richard Henry Dana Jr., die zijn reis van Boston naar California beschreef, welke aanving in 1834. Midden in de nacht op zee, ongeacht de weersomstandigheden, navigeren met boven je de maan, jupiter en mars helder aan de hemel.
Al de eerste nacht was er vol op werk te doen, aangezien we door een defecte accu, moesten aanmeren voor reparatie in Vlissingen. Op zondag waren er geen techniciens beschikbaar in Zeeland en zo brachten we het eerste weekend door met het oefenen van de knopen en het klimmen in de masten. Zoals gehoopt en verwacht was op maandagochtend de accu binnen vijf minuten gerepareerd en konden we eindelijk ‘echt’ vertrekken.
Aan het roer en aan het werk met de touwen
Direct konden we de masten in om de zeilen los te maken. Het klimmen en werken op de ra’s was toch wel even anders dan toen we nog veilig in de haven lagen, maar zo konden we als passagiers direct ons steentje bijdragen. De eerste bruinvis werd gespot en de dag vloog voorbij. In de middagwacht (12-16u) mocht ik voor het eerst aan het roer navigeren. Dat was nog knap lastig, aangezien je rekening houdt met hoe de zeilen staan, het kompas voor je en ook het scheepsverkeer om je heen. Daarnaast werd de radar en ook de dieptemeter uiteraard door de bemanning in de gaten gehouden. Na een uur inspannend hebben sturen, ging het iets beter dan aan het begin, maar al gauw zou blijken dat het sturen bij ieder type weersomstandigheden weer net even anders is.
Voor Duinkerken, ja wel, van de kapers, gingen we voor anker, aangezien het slecht weer was aan de Franse kust. Helaas bleef dat zo en besloten we de volgende dag bij Calais over te steken naar Dover. Dit ging op de motor, want over twee weken hadden we passagiers op te pikken in Lissabon. Tegen de wind in werd nagenoeg iedereen misselijk, hoe mooi de zonsondergang ook was. ‘s Middags ging het nog enigszins, maar ‘s avonds heb ik misselijk op bed doorgebracht nadat ik met moeite en lange tanden het avondeten naar binnen had gekregen.
We werden wakker terwijl de ochtendwacht bezig was met aanleggen in Cowes (Isle of Wight). Hier zouden we twee dagen blijven, omdat dan het slechte weer aan de Franse kust sterk verbeterd was en een oversteek naar Britannie gunstig zou zijn. Ondanks dat we nog maar een aantal dagen onderweg waren, leek het aan de wal aardig op en neer te deinen. Maar echt wennen aan noch land, noch zee was er niet bij, want al gauw zouden we via de Needles (krijtrotsen) richting Brest gaan.
Inmiddels was het zonnetje gaan schijnen en begon de zeeziekte te wennen, al hadden sommigen hier meer last van dan anderen. Helaas bleven we niet lang genoeg aaneengesloten zeilen om over de misselijkheid heen te komen, want voor Roscoff gingen we voor anker. Nu waren we een week onderweg en was de sfeer aan boord ontzettend aangenaam. De passagiers waren van diverse pluimage. Zo was er jong en oud, allemaal met andere of vergelijkbare redenen om aan boord te gaan. Uiteraard smeedt het dagelijks leven aan boord een band: het werk tijdens de wacht, het gezamenlijk eten en, tsja, de zeeziekte. Douchen en tandenpoetsen werden al gauw bijzaken. Dat klinkt heel gek en is ook niet iets dat je je voorneemt, maar je wordt gewoon minder vies op zee en voor het tandenpoetsen schommelde het in de eerste week nog te veel.
Het ritme werd bepaald door de wachten die je liep, het eten en de weersomstandigheden. Bij mooi weer genoten we de lunch op het dek en kregen we een korte update van de kapitein met betrekking tot onze vorderingen (uitgetekend op de zeekaart van het betreffende zeegebied) en onze plannen (waar gaat de wind vandaan komen, met welke zeilen gaan we dan varen, etc.). Er was nooit stress of haast. Alles op z’n tijd en ontzettend gemoedelijk. Als we wisten dat binnen twee uren de wind wat zou gaan aantrekken, begonnen we op een gegeven moment wat handen te verzamelen die wilden helpen en deden we rustig het werk samen. De bemanning gaf ons als passagiers alle tijd om uit te vogelen wat, hoe en in welke volgorde de handelingen verricht moesten worden.
Pas na Roscoff toen we door gunstige wind in drie dagen en nachten de Golf van Bizcaje waren overgestoken, was nagenoeg iedereen gewend aan de bewegingen van het schip en was niemand meer misselijk. Opvallend genoeg kun je dan ook prima even tandenpoetsen of douchen, zonder dat dit een oefening in acrobatiek hoeft te worden. Wat samenviel hiermee was het feit dat het steeds iets warmer en zonniger werd naar mate we verder naar het zuiden gingen. Al gauw werden we dagelijks begroet door dolfijnen, die net zoveel naar ons leken te kijken als wij naar hen- en af en toe waren er vogels die een aantal dagen bij ons bleven. Na drie nachten, halverwege op de dag, zagen we wolken aan de horizon, die later bergen bleken, de Spaanse kust was in zicht. Toch een fijn gevoel, aangezien we op enig punt natuurlijk honderden kilometers van land waren. Op de hoogte van Gijon koersten we op land aan, om vervolgens parallel aan de Asturiaanse kust, om Galicie heen te varen en vanaf Kaap Fisterre in een rechte lijn naar Lissabon af te zakken.
Nadat we de Fisterre voorbij waren, ging het vlug, zo kwamen we voorbij Porto, Ericeira en Sintra. Later klommen we gezamenlijk al de masten in om alles in te halen voor onze aankomst in Lissabon. We gingen uiteindelijk in de namiddag van vrijdag 1 december voor anker bij Cascais. Als echte opvarenden gingen we in dat oude vissersdorp aan wal om van de lokale specialiteiten te genieten en een blokje om te wandelen, om vervolgens onze laatste maaltijd aan boord gezamenlijk te genieten.
De masten in om alles gereed te maken voor binnenkomst in Lissabon
Een fantastische ervaring al met al. Mijn reis zat er op, maar zoals gezegd is De Morgenster nog steeds onderweg, uiteraard in warmer water, en zal midden maart weer in Nederland aankomen.